Kloster Jerichow

Jerichow Klooster – Noord Duitsland’s oudste bakstenen gebouw

Met een hoogte van 59 meter torenen de machtige westtorens van de collegiale kerk van St. Marien en Nicolai in Jerichow boven de Elbe-weiden uit. Zij getuigen van de meer dan 875-jarige geschiedenis van het klooster en wekken bewondering voor de grote bouwprestaties van de Middeleeuwen. Het romaanse kloostercomplex, waarvan een groot deel in zijn oorspronkelijke stijl bewaard is gebleven, is vandaag de dag een van de meest bezochte stopplaatsen op de romaanse weg. Het gebied van de kloostertuin in middeleeuwse stijl nodigt uit tot verpozen. Naast de ververstuin en de groente- en kruidentuin kunnen bezoekers ook knabbelen in een veldfruittuin.

Ten oosten van de Elbe, in het voormalige Slavische nederzettingsgebied, werden in de loop van de grootschalige christelijke zendingsactiviteit in de 12e eeuw binnen enkele decennia kathedralen, kloosters en talrijke dorpskerken gebouwd. In 1144 bevestigt koning Konrad III de stichting van het norbertijnenklooster van Jerichow uit de bezittingen van de graven van Stade en plaatst het onder de wettelijke controle van het bisdom Havelberg. Kanunniken uit het Onze-Lieve-Vrouweklooster van Maagdenburg vestigden zich in het centrum van de stad bij de huidige stadskerk. Door het “tumult van de marktdrukte” werd de locatie echter al in 1148 weer verlaten en verplaatst naar de huidige plaats. In de loop van de 12e en 13e eeuw werd het romaanse kloostercomplex met basiliek, ommuring, talrijke hoevegebouwen en ommuring gebouwd. Omdat er in de omgeving echter geen natuursteen als bouwmateriaal voor het klooster was, werd de rijke kleiafzetting gebruikt voor de bouw van een van de vroegste en grootste baksteenkerken in Noord-Duitsland. Beginnend in Jerichow, verspreidt de baksteenarchitectuur zich over het steenarme laagland van Noord-Duitsland en bereikt zijn hoogtepunt met de baksteengotiek. Kort na zijn stichting raakte het klooster verwikkeld in de machtsstrijd tussen de aartsbisschoppen van Maagdenburg en de markgraven van Brandenburg, die beiden aanspraak maakten op het gebied dat tegenwoordig gedeeltelijk tot het Jerichow Land behoort. Het klooster verloor zo zijn betekenis, maar het romaanse bouwweefsel op het gebied van de kerk en de ommuring bleef zo tot in de moderne tijd onaangetast. In de loop van de Lutherse reformatie werd het klooster in 1552 opgeheven.